18 jaar was ze toen ze ging; uit het dorpse gezin naar de grote stad.
Ze deed de opleiding ‘ziekenverzorgende’.
Intern wonend, geleid door nonnen, onder streng regime en ijzeren discipline.
Naast mensen met dementie verzorgen, moest ze dagelijks vloeren schrobben en haar werktijd helemaal
met klussen en bidden benutten.
Ze werkte haar hele leven, tot aan haar pensioen, met mensen met dementie.
Nu woont ze in een kleinschalige woning voor mensen met dementie.
In haar beleving is ze aan het werk en woont zij (net als vroeger tijdens haar opleiding) intern.
Ze houdt alles en iedereen in de gaten. Wat doen die medewerkers en vooral: wat doen ze niet?
Haar mening is dat de medewerkers niet meer kunnen werken.
Ze zitten de hele dag maar achter “dat ding”.
“Dat ding” is de computer.
Soms wil ze naar huis, maar elke dag is ze weer opnieuw ingeroosterd om te werken.
Alle medewerkers mogen na een dienst naar huis. Zij niet.
Zij moet steeds blijven en elke dag weer werken. Nooit een vrije dag!
En hàrd werken, want die andere medewerkers doen niet veel meer tegenwoordig.
Nee, de tijd is veranderd.
Op een dag dient ze een klacht in. Zij wil tenslotte ook wel eens een dag vrij!
De medewerker -die dag in dienst- begrijpt haar punt.
Ze neemt haar bij de arm en zegt: “Ik heb een verrassing voor je!”
Samen lopen ze naar het werkplanning die in het kantoor hangt.
De medewerker vraagt: “Zie je jouw naam tussen deze hele rij namen van alle medewerkers staan?”
Ze kijkt en zoekt. Een paar keer gaat ze met haar kromme wijsvinger het hele rijtje namen langs.
Dan kijkt ze op en zegt: “Nee, ik sta er niet tussen”.
De medewerker kijkt haar aan en lacht haar toe. “Dat betekent dat je vrij bent!”
“Zoveel dagen!?” vraagt ze ongelovig. “Zóveel dagen” bevestigt de medewerker.
“Hèhè… eindelijk rust!” zucht ze en gaat met een tevreden glimlach in de stoel zitten.